Editorial,orsomething like that

drop it ?
Delft, winter 2 december 09

Had op 26 november j.l. een gesprekje met de nieuwe directrice van het IHLIA, ons nationale homo documentatie centrum en archief, gehuisvest in het prachtige nieuwe gebouw van de Biep van de gemeente Amsterdam. We spraken af het gesprek voort te zetten in het nieuwe jaar om te bezien hoe we gezamenlijk de aanpak van ons erfgoed op het gebied van beeldende kunst kunnen verbeteren en versterken en elkaar feedback en steun kunnen leveren.
Een van de suggesties die Lonneke me gaf was om voor de db/queerart homowebmuseum stichting mijn visie uit te schrijven over hoe we in de komende jaren samen met de inmiddels ook voor dat doel opgerichte stichting een Nederlands Homo Museum van start kunnen krijgen.
Als aanzet, schets ik hieronder wat ik denk dat daartoe in essentie moet gebeuren. Doel is een nationaal plan (nouja . . .), dus schrijf ik dit niet zoals hier gebruikelijk in 't Engels maar ook in het Nederlands, Omdat db/queerart een internetprodukt is, dat internationale samenwerking zoekt en zich richt op de wereldhomocommunity, en het museumplan gericht is op de internationale toerist en de aantrekkingskracht van ons land voor homo toerisme wil versterken. Daarom is er vanzelfsprekend ook een Engelse versie.

Doel
db/Queerart speelt al sinds vorige eeuw een rol in het conserveren en online aandacht geven aan de meer controversiële, maar voor velen de meest essentiële uitingen van de homocultuur: Daar waar het homo-oer-leven uit spreekt en velen diepe zieleroerselen herkennen die juist worden gemeden in de 'bovengrondse media', maar evengoed in veel uitingen waarmee de homo cultuur naar buiten treedt. Uitingen, met name op het gebied van SM rituelen, risicovolle seks, ontwikkelingen en fluctuaties in de tijd rond de age of consent, leven de heftigste interne discussies. Juist die uitingen dreigen verloren te gaan in een de laatste jaren onder druk van een religieus reveil verpreutsende samenleving. De gevestigde orde, zowel in kunst, minderheden belangenbehartiging, gezondheidszorg en voorlichting trippelen als een bange haas om de hete brij heen, waar db/queerart op het grensgebied van kunst en de porno met fantasie en onverschrokken verve induikt.
Binnen de homocultuur zien we de golfbeweging van tolerantie en restrictie, die altijd heeft bestaan in het sociaal cultureel en religieus klimaat versterkt terug. DB/queerart kan met z'n snelle open internet approach een aanzet geven voor de content gathering strategie. Ofwel: we zijn al een decennium aan de slag met het raamwerk en het verzamelen van een collectie voor ons toekomstig museum. Die veldverkenning en het opstellen van richtlijnen voor aquisitie kunnen we niet laten liggen tot het moment dat er fondsen voorhanden zijn, politieke wil gevonden wordt of zich een unieke lokatie voordoet, die de ontwikkeling in een stroomversnelling kan brengen. We willen niet verrast worden met een prachtfaciliteit maar geen content zodat we terecht het verwijt krijgen dat de homocultuur zoals altijd weer blijkt te staan voor uiterlijk vertoon zonder ruggegraat; het gebruikelijke roze behang, buitenkant zonder diepgang, reflexie of inhoud.
Daarom moeten we nu al optimale ruimte en stimulering zoeken voor het experiment, onderzoek en discussie over de kernzaken van ons homobestaan en onze plek als minderheid in een in wisselende mate bedreigende samenleving. Het plan om in 2010 te komen tot een dvd rond homo kunstgeschiedenis en een lezingencyclus en discussiebijeenkomsten kan een mooie aanzet zijn en ons bewust maken van de zelfbaggatelisering van onze nachtkastjescultuur: de schaamte, relativeren en devalueren, de angst van een minderheid die zo graag normaal gevonden wil worden en in zijn zoektocht naar acceptatie slechts uitblinkt in het verstoppen en uiteindelijk verloren laten gaan van zijn identiteit die nou eenmaal geworteld is in onze seksualiteit.

vervolg van boven . . .

Als kind van de rooie flikker generatie, gebrainwashed door allang overleden opinieleiders van filosoof Foucault tot schilder Bastille, lijkt mij dat juist de nacht, het duister, de verleiding van het onzekere, het steeds nieuwe, kernfuncties zijn die zelfs al voorop moeten staan in het architectuur- en interieur programma-van-eisen voor een homomuseum. Alleen dan geeft het museum niet het geijkte, en in de ogen van de nu seksueel actieven gevreesde, droog klinisch historisch beeld van ons erfgoed, maar wordt het ook een levende tempel van de voortgaande ontwikkeling van onze niet alleen voor buitenstaanders maar evenzeer binnen onze eigen kaders controversiële seksualiteit.

Ook van groot belang is dat we niet het zoveelste museum bouwen dat leidt aan grootheids- of normeringswaanzin: Al die sub-niches van onze al zo kleine en verdeelde minderheid moeten eens een keer geen aanleiding vinden om er tegen te keer te gaan, maar stuk voor stuk het gevoel krijgen dat ze welkom zijn, hun persoonlijke roots en voorkeuren niet zijn vergeten of, nog erger, omzeild: al die homo niches, van de monogame gehuwde pot tot de barebackende hedonist, ze moeten zich er allemaal thuisvoelen en er bij horen, deel van zijn en er hun eigen leven kunnen herkennen, zonder een nieuwe laag van moralisme te ervaren, zelfs niet het "alles moet kunnen" moralisme!

"That's me !!" gilt hoofdrolspeler Arthur(Christian Bale) uit naar zijn ouders in de film Velvet Goldmine, zonder ooit ervoor op het idee van een 'coming-out-gesprek' te zijn gekomen, als hij de extravagant homoseksuele glitterartiesten Kurt Wilde (Ewan McGregor) en Brian Slade (Jonathan Rhys Meyers) op tv provocerend en denigrerend ziet afgeven op de Engelse pers.

De hoomoos: rooomscher dan de Paus ?
Wij zijn zooo bang om als kleine kwetsbare minderheid te laten zien dat we niet anders zijn dan wie dan ook in ons slechts heel onvolwassen geseculariseerde landje, eigenlijk nog steeds vol van religieus erfoed, en belast met de meest verderflijke variant van de 'erfzonde'; hedonisme, seksuele normloosheid en anarchie. Als rechtgeaarde hollandse sectaristen zijn wij, ultieme Valsche Nichten, de Queerulanten bij uitstek.
Tot onze schande zijn we echter, in tegenstelling tot pioniers als Wilde of Komrij, niet trots en onverschroomd, maar bange kwezels, die denken dat het niet in ons belang is om onze onzekerheden en twijfels naar binnen of buiten te vertonen. Waarom kunnen we niet lachen om onze welsprekendheid als we als niche van een niche van een niche ons niet eens afzetten tegen een totaal tegenovergestelde niche, maar wèl fel botsen tegen een verwante buur-niche? Your niche is more of a niche than mine; of:
Ik wil de grootse zijn,
Ik wil de grootste zijn,
Ik wil altijd de grootse hebben!

Juist die zelfonderdrukking, waarmee we allemaal na een heteroseksuele opvoeding behept zijn en waar menigeen zelfs na een hele trits coming-outs en praatgroepen niet onderuit komt is wat onze kleur bepaalt: Waar zouden we zijn zonder de trein,
Ofwel, we moeten ergens op kunnen schelden. We kunnen niet zonder een mikpunt voor onze onvrede, onze repressors, de opvoeders, aangevoerd door de hofleveranciers van de regelgeving en normering: justitie, religie, en onze eigen belangenbehartigers, waarbij de zelfbeschuldiging doorklinkt in de nog heersende opvatting dat de generatie van de fanatiek hedonistische seksverslaafden de gedecimeerde aanwezigheid van hun stem in de samenleving volledig aan zichzelf te danken hebben, en de religies nog even een duit in het zakje doen door duiding hiervan als de onherroeppelijke straf van het opperwezen.

Daarom moeten we, om straks ons museum ECHT en herkenbaar en thuis te laten zijn nu al op zoek naar onze achterban en die op de hoogte brengen van de onschatbare waarde van de inhoud van hun privé tempeltje; hun nachtkastje. Of in geval van meer welgestelden, hun geheime 'boudoirkunst'. Hun ruk-(wank)materiaal. Ongehuwde homo's, veelal zonder testament of rechtsgeldige wilsbeschikking, hebben al te vaak wanneer de dood naderde een poging gedaan om zich te verzoenen met de religie van hun opvoeders. Hun pornocollectie werd verbrand of belandde in de container. Zo werden hun Mapplethorpe's of Willem Kok's nog net op tijd voor het 'laatste oordeel' vaak alleen nog gezien door de twijfelachtige blik van de toch zo tolerante huisarts, die alles al eens gezien had. Of erger, uit angst voor het oordeel van de met iets minder levenservaring bedeelde jonge, wellicht allochtone, verpleegsters, die tegen het levenseinde ineens over de vloer kwamen, vervangen door het melkmeisje van Vermeer.
En mochten ze daar door snel invallende dementie niet meer toe in staat geweest zijn, dan werd wat er na hun verscheiden aan de muur of in de laatjes werd aangetroffen wel even grondig door de schredder gehaald, door 'de familie' die rode konen kreeg van zoveel onbekende erotiek, waarvan ze volstrekt niet wisten wat ze er mee aan moesten of konden en ze al helemaal geen flauw benul hadden van de virtuositeit van deze werken of hun kunst-historische waarde.

De zelfonderdrukking en verloochening speelde ook weer z'n niet bemoedigende rol in de zeldzame gevallen dat nabestaanden nog wèl op zoek gingen naar een expert om te bezien of 'er handel zat' in de 'liefhebberijen' van de overleden oom: Het ons eigen sectarisme trof de homogeemeenschap nog niet zozeer in schrift. De vrijheid van meningsuiting is op het gebied van het woord behoorlijk diep in onze samenleving geworteld (maar dan: ja, wat is een beduimelde niet eens gesigneerde Reve nou helemaal waard?). Met name in de waardering van het beeld ontbreekt het ons aan zelfbewustzijn en verkoopkunde en schieten we in de kramp van schaamte en verstoppen. In de beeldende kunst slagen we keer op keer om in alle zelf opgezette vallen te lopen.

De kunst historie van de vorige eeuw bracht ons het waarderingssysteem van de "markt", niet die van de gewone consument, maar die van de kunst kopende elite; niet voor niets het best gekleed. Weer een bewijs van hun kwaliteit van verstoppen achter een imponerende en ondoordringbare façade. Ook niet bij voorbaat het meest kritisch deel van onze populatie. Zoals bv geïllustreerd in de BBC documentaire "why beauty matters", van Roger Scruton: Kunst hoefde vanaf Duchamp's Urinal niet meer mooi te zijn, maar moest vooral ontregelend, aanstootgevend, vervreemdend, weerzinwekkend, lachwekkend, schokkend zijn. (disturb, surprise, alienate, shock, surprise, repulse) lachwekkend of beschuldigend naar de consumerende massa, smaakmakers of opinieleiders zijn en morele taboes doorbrekend.
zodat de museumbezoeker nu in schitterend uitgelichtte zalen rondloopt met "maar, wat is het?" of "the emperor has no clothes". Als Damien Hist kan beweren dat iedereen Rembrandt kan zijn dan kan een 'can of shit' tonnen opbrengen bij Sotheby's.
banksy
Toch is met de bankcrisis met name zijn kunst en veel waarmee Saatchie de negentiger jaren 'kleurde' zelfs nog meer dan de dollar gedevalueerd. De homo elite volgt de wegen van de academici, gevestigde machten en het geld; zeker niet die van het hart of de onderbuik. Wel liftten aan het eind van de zestiger jaren de homoos een tijdje mee in de ontregelende en zelfs seksueel bevrijdende krachten van de studentenrevoltes en in ons land van de provo beweging. Zo waren we deel van de revolutie die ook voor ons werd uitgevochten door de NVSH in Sextant en door anarchisten, links radicalen en de provo's met bladen als Hitweek/Aloha en Vrij Nederland (eerste homo contaktadvertenties).
De 'echte' kunstelite blijft de seksuele bevrijding negeren en blijft aansluiten bij de hierboven omschreven 'normen en waarden' van de reguliere kunst en ziet niets in de nieuw ontwikkelende homo volks-kunst, die zich over de massa verspreidt via goedkoop gedrukte kleine zwart wit A5 blaadjes als Binky, en Ami, voor enkele gulden te koop bij de alternatieve boekhandel. Ook het COC, dat dit voelt als ongewenste concurentie van hun periodieken, en zich als er al beeldmateriaal gebruikt wordt, vooral bedient van esoterische a-seksuele stijlbeelden van bevrijding en de aloude germaanse 'een gezonde geest in een gezond lichaam' cultuur.

Willem Kok, en Martin of Holland vormen in onze blaadjes het nederlands equivalent van figuren als Tom of Finland, Rex en Etienne, Jean Cocteau en homosex fotografie die via import uit Scandinavië en de USA ons begint te bereiken. Daar komt eind zeventiger jaren een golf bij uit het door de studentenrevoltes en cultuurfilosofen als Michel Foucault en Guy Hocquenghem, de ‘homofilosoof’ van het poststructuralisme, op gang gebrachte Franse reveil, via bladen als Gay Pied. Mede door hun invloed ontstaat hier de eerste revolutionaire homobeweging, die het al snel heftig aan de stok heeft met de gevestigde homo orde van het COC, waar al snel wordt geconcludeerd dat "provoceren niet helpt". Dat de super pikken van Tom, Willem een reactie en een broodnodige verademing waren en een (h)erkenning van onze eeuwen onderdrukte en ingehouden homoseksuele onderbuik of samegeknepen billen werd niet zonder meer erkend.

Een herwaardering van kunde, training, historische studie en virtuositeit is gaande. De oude modernen houden hun adem in, nu resterende bladen hun koers hebben verlegd naar makkelijker door de massa te waarderen kunst en hun rug toekeren naar veel van wat vorige eeuw nog 'heilig' was. Zo ook de Nederlandse tv: de AVRO had de popularisering al een decennia eerder ingezet, maar ook VPRO en NOS volgen door webcoördinatoren gedwongen het pad naar de 'kijkcijferkanonnen'. Ook History Channel werd een geduchte concurrent. De BBC keert z'n schepen en in plaats van Gilbert and George of Damien Hirst wordt nu het profetisch visionaire inzicht van kluizenaar, schilder, schrijver Kit Williams geroemd:


De homowereld weet natuurlijk altijd wel met een baas boven baas op te komen:
Player levert met eenzelfde Anton Pieck-achtige hand poetische sprookjesfantasie, maar dan in onze homo-erotische context.

citaat Stefan sanders, rooie-flikker muziektheater maatje uit die tijd:
Dit ondergrondse wortelstelsel, met zijn oneindige mogelijkheden aan sociale, amicale en seksuele verknopingen en verbindingen – dat was de manier om aan de Gezinsterreur te ontsnappen. Oedipus moest worden onttroond. De mythe van de genitale seksualiteit, als sublieme eindfase van een voorbeeldige ontwikkeling, moest ontzenuwd worden. En juist het anale, bestiale, fetisjistische, kortom het hele ‘perverse pakket’ was toe aan een herwaardering, want daarin school de kracht van de ‘tegenmacht’, het werkelijke revolutionaire potentieel. Freud en Lacan hadden het nog over desire, verlangen, en dat was een gevaarlijk begrip, waarbij dokters en psychiaters klaarstonden om het te medicaliseren. Maar Deleuze, Guattari en Foucault stelde daar plaisir tegenover, en dat was een ongrijpbaar genot, dat niet kapot geanalyseerd kon worden, laat staan gedisciplineerd.
Wauw. Als ik het nu opschrijf, ben ik er nog steeds een beetje van onder de indruk. Maar ook niet te veel, omdat ik inmiddels grote bezwaren heb tegen dit ‘differentie-denken’. Om het cru te stellen: Ja, de 21ste eeuw dreigt Deleuziaans te worden, zoals Foucault voorspelde, maar daar zou niemand om moeten juichen. Het is eerder een politiek doodvonnis. Tegen het terroristisch islamisme had Deleuze niets in kunnen brengen. Ik maak me sterk dat, had ie nog geleefd, hij 9/11 een heel interessant, heel ‘differentieel’ project had gevonden. De ‘Taliban’ – hij zou daar een bijna exotisch plezier aan beleefd hebben. Alles wat inging tegen de vermolmde, Franse democratie en haar Staatsterreur had zijn sympathie. Dat er nog veel ergere vormen van terreur zijn, als in Iran, die niet op de Verlichting steunen – hij zou er geen begrip voor hebben gehad.
eind citaat.

Ook ik voel dat het nog een hele zware dobber zal zijn om onze ontwikkeling sinds WOII op een respect- en zinvolle manier voor de cultuurhistorici, onze eigen achterban en/of de homotoerist weer te geven. Of we in deze tijd voldoende relativering en afstand kunnen opbrengen om zo'n lastige klus tot een goed eind kunen brengen? Ik weet het niet, maar hoop dat we tot iets komen dat staat, maar evengoed niet zo rotsvast dat het niet kan omdonderen. Als het maar vloekt, tiert en spettert!

Nog een citaat van sociaal-cultureel homo wetenschapper Mattias Duyves (pag. 154 Ton of Holland, 2009):
Lange tijd gold 'gay art' als een provocatie van de fijne smaak, een aanranding van de status quo van de samenleving en de wereld van de beeldende kunsten. op de naïve vraag of er zoiets als homokunst bestaat en of homoporno wel echt kunst kan zijn (vragen die lange tijd ondenkbaar waren), werd tot diep in de twintigste eeuw bij voorbaat liefst met een misprijzend nee geantwoord, in de eerste plaats door beeldende kunst minnaars, maar evenzeer door homofobe kunstenaars. Beeldend kunstenaars als Jean Cocteau, Tom, Etienne, en talloze anderen hebben door hun werk aan de mannelijke vorm een verandering op gang gebracht. Op de vraag of homokunst bestaat luidt het enig juiste antwoord: "Ja, lul!" Er bestaat heel veel homokunst, maar de ene is de andere niet. Er is heel goede en heel slechte; subversief provocerend en heel conventionele conformerende zonder artistieke innovatie. Er is stiekume en open homokunst, erotische en niet erotische.
eind citaat
Ik ben geen wetenschapper en beschouw mezelf eerder als een onverbeterlijke straatvechter, dus ik wil zijn observering graag wat scherper stellen: Ik zou zeggen, dat homokunst geen kunst meer is, kan zijn, zodra het door de heterowereld, de markt, wordt erkend. Zodra de lullen van Tom en Robert, de sm, het hedonisme breed erkend worden als legieme uitingen van eeuwen onderdrukt verlangen, is onze levende, gevaarlijke subcultuur ingepakt: gedaan, voorbij, caricatuur in plaats van rebellie. Het mag voor onze witteboorden vertegenwoordigers wel niet representatief zijn voor alle homoos, maar zonder de confrontatie, het zoeken naar grenzen en ze overschrijden, was ons circuit nooit geworden wat het was.

We zijn nu meer dan ooit sinds WOII gevangen in de dictatuur van een generatie die probeert ons 'product' te slijten aan de massa, die voortleeft in normerende, op religie gebaseerde preutsheid en burgerlijkheid. Wie tegen normaliteit aanschurkt is makkelijk in de hand te houden. Dat weten nu zelfs sociaal-democraten, zich realiserend dat ze daarmee net als hun voormalige gristen-vijanden de nieuwe allochtone religieuze minderheid in hun kamp kunnen lokken.
Volgens velen verkopen we daarmee onze ziel.
Juist daardoor voorzie ik in de zich eeuwig op de getijden van de cultuur heen en weer bewegende tolerantie een volgende generatie die weer toe zal zijn aan een beschuldiging naar ons: We zullen worden beschuldigd van ontmenselijking van onze basisverlangens, van preutsheid, totalitaire onderdrukking en het verloren laten gaan van de pas 30 jaar ervoor verworven vrijheden en zelfs van een beeldenstorm van de 21e eeuw. Een volgende volksrevolte zal zich wederom verzetten tegen de straks als veel te burgerlijke ervaren ouder-generatie en de voorboden zie je nu al aanstormen uit de radicale computer, jong-homo en gothic jeugdbewegingen. Of ben ik te opti/pessi-mistisch? loop ik te hard van stapel? Teveel hippies werden ook burgermannetjes . . .
let op:
ik wil hier niet de zelfde fout maken als zoveel wetenschappers, marxisten en kunst- en cultuurpausen door me uit en te treure te verdiepen in zwaar en onleesbaar getheoretiseer. Wil een homomuseum echt enige waardering vinden bij de komende generaties van Amsterdamse toeristen dan mag het niet de nu voor Amsterdam opdrogende bezoekersstroom negeren, die zoekend naar waar ons onvervreemdbaar verlangen naar sex drugs en rock n roll nog te vinden in, in steden als Berlijn, Madrid of eilanden als Gran Canaria of Ibiza neerstrijkt.

Onze eigen kunst is die van het nachtkastje:
Het moment nadert waarop wij homo's weer onze nachtkastjes koesteren. Hadden al niet de Medici's en de Borgia's, maar evenzeer de renaissancepausen in de gaten dat die rare homo's, zich ontrekkend aan de voortplantingsplicht, toch wel van onschatbare waarde bleken in hun gefixeerde blik en belangstelling op het mannelijk lichaam, maar ook breder, of juist door het ontberen van wegen om dat verlangen te bevredigen een oog ontwikkelden om verlangen te sublimeren in verheven extase of een uitzonderlijke sensibiliteit voor andere schoonheid, wetenschap en architektuur. Waardoor tot de dag van vandaag in Florence, Rome, Milaan en Venetië de kern van de Rooms Katholieke en wereldse machtrituelen zich afspelen onder celestiële ogen van juist hun meesterwerken. Jammerlijk heeft het moralisme van hun opdrachtgevers en angst voor het tonen van onverholen mannelijk schoon hen er wèl toe gebracht om elke suggestie van 'ongezonde' belangstelling voor het 'geslachtelijke' te onzeilen en de sexuele organen terug te brengen tot babyformaten of verhulling door lendendoeken, opgetrokken benen, vijgebladen of castratie. Of was het gewoon: sorrie, het stak uit en brak af!
Geen wonder dat dit in de eerste periode van verlichting eind zestiger jaren moest leiden tot de tegenreactie met juist vergrote pikken van Ton of Finland, of Willem Kok e.a. , die we sinds Pompeï niet meer hadden gezien. Zien we niet hier hoe ook in de 21e eeuw de massa's niet kunnen zonder de verstrooïng van André van Duyn, Paul de Leeuw of zelfs de morele verlichting van Jos Brink of Antoine Bodar?

Voor de onderliggende consumentenmarkt van een homomuseum moeten we in dit tijdperk, waarin we ons afvragen waarom de homotoerist Amsterdam niet meer als voorloper ziet van Euro-tolerantie, nog niet onze blik richten op de wellicht opkomende markt van de toekomst maar vooralsnog op de nog niet weggelopen consumenten: de groep met het ondanks de crisis nog het best in stand gebleven inkomen van de middle age homo, maar ook die van het aanstormend leger van homo gepensioneerden, voorzover overlevend en nog rekenend op een redelijk pensioen, nog altijd seksueel aktief of tenminste sexueel belangstellend. De gevestigde homo orde, bij monde van het COC, zei het de afdeling Amsterdam, of het landelijk bestuur hebben erg veel gaten laten vallen door zich zodanig op hun politieke lobbywerk te richten en hun dienst- en faciliteitenverlening aan de achterban zodanig verwaarloosd en overgelaten aan het met dedain bekeken 'commerciële circuit' dat een groot deel van hun seksueel actieve achterban zich niet meer in hun belangenvereniging herkende.
Het afstoten of verloren laten gaan van het pand Rozenstraat, een plek om de hoek van het Homomonument met z'n prachtige labyrintindeling en een voor een veelheid van functies bruikbare theaterzaal wordt door velen gezien als een kapitale historische vergissing. Het verbannen van de jarenlang succesvolle en lucratieve leerfeesten, georganiseerd door een uiterst verantwoordelijke krachtige groep vrijwilligers vanuit de afdelingsstructuur wordt nog altijd als pijnlijk ervaren. Waar zou een homomuseum beter een start had kunnen maken. we zoeken mijns inziens niet naar een prestigepand waar voordat het eindelijk open gaat wederom jarenlang fondsen in een bodemloze put verdwijnen, zodat er na opening geen enkele ruimte meer resteert voor een creatieve explotatie. Keer op keer wordt nu bij kleinere activiteiten die nog altijd in het pand plaatsvinden geconcludeerd hoeveel geweldige mogelijkheden nu blijven liggen. Wellicht is het nog altijd mogelijk om het pand niet voor de achterban verloren te laten gaan; het zal zeker niet snel duurder zijn dan weer op zoek gaan naar een nieuw pand en de inrichting ervan. Temeer daar alle kleine bestuurtjes nou eenmaal de neiging hebben om zich in de luren te laten leggen door projectontwikkelaars en ontwerpers en zich laten verleiden door dure luxe ontwerpen zonder ooit een gedachte over de daaropvolgende exploitatiekosten of rente-aflossing.

slotoverweging:
Zodoende is het van het grootste belang dat we veel meer dan met alle andere musea tot nu toe, zelfs nog veel meer dan dat van een andere groep die zich als minderheid zeer ervaren weet met onderdrukking en discriminatue, als het Joods historisch museum, moeten vergewissen van enige garantie dat we niet verder in de beerput van het moralisme of de kunsttheorie zakken. En wel door erg op te passen met de samenstelling van wat ik zie als wegbereidersteam of pre-curatoren (grapje, eigen ervaring met nieuwe museale instellingen) van het homomuseum in oprichting.

Dit terwijl de reguliere (homo) kunstmaffia zich nauwelijks verder op het gebied van confrontatie of verrassing durfde begeven dan met het werk van Andy Warhol of Keith Haring. Zelfs van het werk van Mapplethorpe schrokken ze na verontwaardiging uit politiek en kerk terug. In Nederland is het nooit zover gekomen dat de controverse via grote brede tentoonstellingen in reguliere musea leidde tot een confrontatie. Tentoonstellingen van Rein van der Lugt (flipofes kunstcentrum lijnbaan 1977), Rooie Flikkers (Melkweg 1978-79, Cobra Amstelveen 2008, Kunsthal Rotterdam 2007, Tramtunnel en Pulchri Den Haag 2009) waren met een breed, ook hetero, publiek, onschuldige kwetsbare jongeren of scholieren in het achterhoofd zodanig gedesexualiseerd dat er geen aanstoot meer werd gegeven maar ook de belangstelling of het enthousiasme uit de eigen achterban ernstig werd getemperd.

Het homomuseum is nog niet echt toe aan het formuleren van een content wishlist of conservator richtlijnen. Het IHLIA heeft in haar nieuwe lokatie met het aanvoelen van de watertemperatuur door middel van enkele bescheiden tentoonstellingsinitiatieven nog geen echte blauwdruk klaarliggen. Hoewel ik de archivarische rol geenszins wil bagatelliseren ligt de nadruk nog heel sterk op conserveren en wetenschappelijk verantwoord archiveren en catalogiseren. Toegankelijk maken van wat er reeds bijeen is, blijft tot op heden erg droog en technisch, en een pakket selectiecriteria op het gebied van met name visuele kunst is nog embrionaal. De school, achterbank- en internetjeugd moet wel heel veel meer worden getraind op doortastend onderzoek wil de gemiddelde leerling kunnen doordringen tot de juweeltjes van de content.

Juist op dat gebied sluit de db/queerart aan op de direkte benadering en ombeschroomde onderbuikbenadering van de testosteron overladen jongeren en kan van daaruit een brug worden geslagen tussen brain en onderbuik. Ook db/queerart is daarin nog lang niet klaar en zoekt naar wegen om de verworvenheden van interactie en web 2.0 mogelijkheden te implementeren en het aaneensmeden van de landelijke en internationale krachten in dit veld.

p.s.
de eenvoud van de makkelijke toegang tot social network groepen van de laatste jaren is een van de grote winstpunten van het afgelopen decennium. Deze nieuwe mogelijkheden hebben echter ook een groot nadeel:
Vroeger werd de homo community ervaren als een groot geheel, dat zich daarnaast nauw verwant voelde met andere minderheden die makkelijk slachtoffer waren van discriminatie. Zo werd oorspronkelijk in de strijd om te komen tot verlaging van de age of consent zonder probleem samengewerkt met de vereniging Martijn, die zich inzette voor de belangen van volwassenen die zich aangetrokken voelen tot jongeren. Ook werd de stelling 'op een oude fiets moet je het leren' als heel vanzelfsprekend ervaren. Op die manier bracht het circuit verschillende leeftijdsgroepen makkelijk en natuurlijk intensief bij elkaar. Nu zoeken en vinden allerlei groepen qua leeftijd, maar ook qua seksuele voorkeuren, leefvormen, fetishismen of dresscodes elkaar heel makkelijk en wordt de periode van vlinderen, waarbij een tijdje wordt genomen om te bekijken waar iemand past, overgeslagen en geldt meer dan ooit het to-each-his-own principe en versterkt sectarisme en isolationisme.

Wellicht is in bovenstaande sprake van een enigszins badinerende toon richting 'gewone homo' of richting COC en Gaykrant achterban. Ik wil geenszins de rol van de laatste in bredere (zelf)acceptatie onderwaarderen, maar zie het als een belangrijke taak voor onze organisaties om het brede verband niet te verliezen. We zouden juist binnen onze organisaties moeten streven naar interne tolerantie en onze verschillen als veelkleurige diversiteit waarderen. Zo is het best begrijpelijk dat de leernichten de Gaykrant homo's die geloven in het huwelijksbootje als burgertrutjes zien, en daar tegenover hoor je uit gaykrant kringen heel vaak: "die extreme hedonistische promiscue types met hun nadruk op seks verpesten het voor ons allemaal". Bij mij komt die in dit schrijven niet te ontkennen overal doorsijpelende opvatting neer in de teleurstelling dat de kunst elite nooit heeft willen zien of erkennen dat de grote homotalenten allemaal afkomstig zijn uit de porno-illustratie industrie, met slechts een enkele uitzondering die zijn vakopleiding opdeed in de cartoon industrie, herzij bij Disney hetzij als comix illustrator. Nou kan je wel zeggen dat alle grote kunstenaars, van Rembrandt tot Van Gogh moeite hadden om al tijdens het leven erkenning te vinden of financieel de touwtjes aan elkaar te knopen.
Toch is dit maar ten dele waar: grote talenten vonden in de renaissance ondanks hun geaardheid al wel erkenning en royal of papal seals of approval. Het toont slechts de geestelijke armoede en angsthazerigheid van onze kultuur, dat we daar tot ver in de 21e eeuw onvoldoende toe in staat zijn: Zowel het grootste Amerikaanse talent Harry Bush als de enige Nederlander die in die tijd produceerde Willem Kok (Dorus) hebben het zwaar gehad, werden geëxploiteerd en misbruikt door porno uitgeverijen en zijn treurig aan hun eind gekomen. Tom of Finland vond dankzij zakenman/vriend Durk Dehner nog op het nippertje in z'n laatste jaren erkenning bij de New Yorkse progressieve art-scene van Warhol en Henry Geldzahler. Martin of Holland voert moedig en onversaagd, en als een van de weinigen die aan het begin van z'n carrière nog in de bak heeft gezeten vanwege zijn werk, de strijd voort. Hij wordt nu volop erkend in het fetisch extreme SM circuit, maar is met het toenemen der jaren nog nauwelijks fysiek of qua inspiratie (hij dreigt, naar eigen zeggen, in herhaling te vallen) in staat groot nieuw werk te leveren.

PP..S.:
schreef dit net na het overlijden van Ramses Shaffy, ook nog world aids day. Dus, of er ooit een homomuseum komt of niet, en misschien moeten we er ook maar geen haast mee hebben, want dit is wellicht een treurige tijd, die het niet verdient, of juist wel . . . nodig heeft. Wat ik ermee wil? Hooguit af en toe nog eens een pixeltje van een meesterwerk oppoetsen; de uitlijning van een beamer corrigeren; een lamp vervangen, af en toe met een borrel erbij proberen te vertellen wat de schepping toch geweldig is en wat voor een ongelooflijk mooie tijd ik heb mogen, eh, mag meemaken.
Ik stop er nu effe mee en ga me bezatten in "de Klok"

zag na terugkomst met m'n zatte kop nog de het uur van de wolf documentaire over zijn leven en knipte daaruit de volgende citaten: Louis van Dijk:
Ramses was acceptée. Hij had verwantschap met het bohemien-achtige van de jazzmuziek, alleen, jazz heeft ook iets burgerlijks en Ramses was alles behalve dat! Burgerlijk staat voor: dat je op een verkeerde manier je talent koestert, probeert te kadreren zonder er uit te durven springen. Het is: veilig verkeerd!
Ramses zelf:
Lukt het om telkens kwetsbaar te blijven? Je bent 't of je bent het niet. Ik ben 't. Of je daar een schild omheen kan bouwen? Dat lukt niet: als je in je plezier verdonderd wordt; als dat aangepakt gaat worden met weet-ik-veel voor argumenten, als plezier bijna verboden wordt, DAN ben je echt ver heen!
Nee, het is niet zo eenvoudig, maar ik heb er mee leren leven. Het calvinisme heeft het flink 'verdonderd' hier. Ik heb daar tegenin, zover het in m'n vermogen lag, plezier gegeven. Het er als het ware in gehakt! Maar als daar dan weer in teruggehakt wordt, als het verwordt tot het omgekeerde van plezier, als het LELIJK wordt gemaakt, dan lijd ik. Ik ben plezier; daar komt de muziek vandaan. Je ziet in je falen, tot je totale verbazing WOW, Dat! HAHA, plezier: les problèmes sont sous sol!

Zoals de heteroos hun financiele, materiele en morele erfgoed veelal achterlaten voor hun nageslacht of, indien ze zich religieus voelen, de mogelijkheid gebruiken om een plaatsje in het hiernamaals te bemachtigen via een legaat aan hun kerkgenootschap kennen veel homoos, die al of niet bewust deze opties afwijzen of negeren niet of onvoldoende de speciale mogelijkheden die er voor hen op dit gebied bestaan. Mochten COC en andere Kringen met iets meer nadruk op deze mogelijkheden hebben gewezen, dan zou er naast een Aids fonds ook een veel krachtdadiger homo fonds kunnen staan. Dan zou wellicht het Amsterdams COC niet zozeer in nood zijn gekomen met de exploitatie van hun pand. Is het niet eens tijd om via een SIRE spotje en/of via onze eigen media onze achterban en hun nabestaanden eens te wijzen op de vele fondsen waar hun nalatenschap goed gebruikt kan worden. Is iedereen wel op de hoogte van de vele nieuwe fondsen op naam voor specifiek te omschrijven doelen die ressorteren onder het Prins Bernard fonds?

Zou het ook niet mooi zijn om de db/queerart website in de komende jaren alvast voor de fysieke bouwplannen uit te schuiven als een denktank, verkennings- en experimenteerproject, waarin een nieuwe instelling kan leren, groeien en zo wellicht kapitale inschattingsfouten kan voorkomen?

Om alvast een aanzet breder neer te zetten, ben ik momenteel aan het werk aan een dvd/blue ray disk over homo kunstgeschiedenis. Hopelijk ben ik daarmee in staat langs COC's en andere sociaal-culturele instellingen te toeren om met vertonen en een discussie achteraf de belangstelling en bezorgdheid voor ons erfgoed aan te wakkeren. Rond RoZa / pride of de Delftse owee van 2010 hoop ik hiermee 'de man op' te gaan.

Nog een idee om de sector, die zichtzelf zo ontzettend tekort doet, eens een push te geven, is een wellicht op out tv te houden homo versie van tussen kunst en kitch . . .

Ad

It still is all about realizing dreams . . .

© dec 21 2009 Volkskrant:

Nog is alle hoop voor de musea niet verloren

De relatie tussen kunst en internet is moeizaam. Tijdens een symposium bogen kenners zich over de vraag hoe de twee werelden te verenigen.
Van onze verslaggever
JEROEN JUNTE

Amsterdam Een lachsalvo klatert door Paradiso als Aram Bartholl zaterdagmiddag in Amsterdam een presentatie geeft van zijn werk. De Duitse kunstenaar weeft elementen uit de virtuele wereld van games en internet in de echte wereld. Zo plaatst hij op het midden van een plein in een Pools plattelandsstadje een metershoge houten replica van het ballonnetje dat op Google Maps een exacte locatie weergeeft.

Van meubilair uit videogames als Grand Theft Auto maakt Bartholl imitaties met kleuren die uit grove pixels zijn opgebouwd, om ze vervolgens te plaatsen in de straten van zijn woonplaats Berlijn. Tegelijkertijd deelt hij brilletjes uit, waarin geen glazen zitten maar een schaalmodel van een mitrailleur die gamers gebruiken met spelletjes als Doom; dragers van de bril lopen dus over straat alsof ze in een videogame rondlopen. Met deze kunst verlegt hij op humoristische manier de scheidslijn tussen de echte wereld en internet. Het kan dus wel, een ménage à trois tussen kunst, internet en de echte wereld.

Het publiek heeft er dan inmiddels vier uur opzitten van Me you and everyone we know is a curator, een symposium over de moeizame relatie tussen kunst en internet. Creaties van zowel amateurs als professionele kunstenaars overstelpen het internet; het onderscheid is soms maar moeilijk te maken. Daarbij dient zich ook nog eens een generatie aan voor wie niet langer galeries, musea, kranten en kunsttijdschriften, maar het wereldwijde web de plek is om kennis te maken met kunst. De status van het museum als hoeder van de culturele beschaving wankelt.

En dat is geen vrolijk stemmende gedachte, zegt de Britse cultuurpessimist Andrew Keen, een van de sprekers. De schrijver van The cult of the amateur: How today’s internet is killing our culture is een scherp criticus van netwerken als Wikipedia en Youtube. Deze wekken volgens hem een illusie van vrijheid en pluriformiteit, terwijl ze in werkelijkheid niets dan eenvormige middelmaat voortbrengen. ‘Hun inhoud is gratis omdat het niets waard is.’

Hoe deze ‘dictatuur van klootjesvolk’ kan worden voorkomen? De elite van critici, curatoren en conservatoren moet zijn gezag terugeisen, vindt hij. Die is immers de enige die de kennis heeft waarmee orde kan worden geschapen in de artistieke chaos op het internet.

Het zal het Graphic Design Museum in Breda, organisator van het symposium, als muziek in de oren hebben geklonken. Een museum dat als geen ander kampt met de concurrentie van nieuwe media. Zelfs het voorvoegsel grafisch is een anachronisme nu veel ontwerp digitaal wordt vervaardigd én verspreid. Een museum dus dat als geen ander voor de uitdaging staat hoe zich te profileren als het vanzelfsprekende podium voor vernieuwing terwijl zijn bezoekers amper weten hoe een typelint eruit ziet.

Het zou een voorbeeld kunnen nemen aan Upload Cinema. Dit reizende kijkhuis selecteert via een uitgebreid netwerk van filmkenners en -critici de beste filmpjes van internet, uiteenlopend van homevideo’s en reclames tot kunstzinnige animaties. Deze filmpjes worden één keer maand thematisch gepresenteerd in een ouderwetse bioscoop. Inmiddels loopt Upload Cinema in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Maar geheel in de geest van internet is dit geen initiatief van de institutionele kunstwereld, maar van een kleine groep enthousiaste filmliefhebbers.

Toch is nog niet alle hoop verloren voor de musea, blijkt uit de lezing van internetgoeroe Bruce Sterling, die de virtuele wereld als uitgangspunt neemt voor zijn sciencefictionromans. In Paradiso beperkt hij zich tot de realiteit met een voorspelling dat ook traditionele kunst in trek blijft bij de internetgeneratie, weliswaar gedreven door een valse romantische hang naar het penseel en de geur van drukinkt. Toch, musea hoeven alleen maar hierop in te spelen met innovatieve presentaties, desnoods door samenwerkingen met onafhankelijke initiatieven als Upload Cinema.

Maar daar lijkt voorlopig geen zicht op. In het afsluitende debat geven vier kopstukken uit de Nederlandse kunstwereld hun visie op de toekomst. Waarbij de conservator beeldende kunst van het Stedelijk Museum in Amsterdam niet verder komt dan de ‘spannende nieuwe website’. Die pas in de lucht gaat als het museum zijn deuren heropent.